zaterdag 12 maart 2016

Roem - college Freek de Jonge 11-03-16

Freek de Jonge, voor het studiejaar 2015-2016 benoemd als honorary fellow (ere-lector) aan de Faculteit der Geesteswetenschappen, geeft van februari tot mei 2016 twintig publiekscolleges in het auditorium van het Rijksmuseum onder de titel Mijn koude Oorlog. De Jonge vertelt over persoonlijke herinneringen aan de hand van historische gebeurtenissen. Bij elk college gaat hij in gesprek met een deskundige gast. Het zijn autobiografische colleges. Hij heeft zijn leven in vijf tijdvakken verdeeld: 1944-1956, 1957-1967, 1968-1979, 1980-1999, 2000-heden. Ieder tijdvak krijgt vier afleveringen (4 colleges in één week die allemaal verschillend zijn) waarin hij over zijn persoonlijke leven vertelt, de rol die de grote wereld er in gespeeld heeft en tot welke teksten en inzichten dat geleid heeft. De colleges vinden plaats van 10.30 tot 12:30 uur.

Tot zover de officiële beschrijving. Vandaag, vrijdag 11 maart bezocht ik het laatste college van tijdvak 3, over de periode 1968-1979 getiteld ‘Roem’. Het ging over de laatste periode van Neerlands Hoop, het roemruchte cabaretduo dat 11 jaar lang gevormd werd door Bram Vermeulen en Freek de Jonge. Zelf ben ik iets te jong om Neerlands Hoop bewust meegemaakt te hebben. Ik was 3 jaar toen ze begonnen, en 14 toen ze ermee ophielden. Toch heeft het me altijd geïntrigeerd, omdat ze een radicaal andere manier van cabaret introduceerden. De intensiteit en de energie waarmee ze speelden en de heftige reacties van het publiek zijn in deze tijd waarschijnlijk alleen te vergelijken met een popconcert. Dit college ging over de beroemdheid die ze op een bepaald moment bereikten en hoe het duo ophield te bestaan. De Jonge zou in 2014, tien jaar na de het onverwachte overlijden van de toen 57 jarige Bram Vermeulen een programma brengen met liedjes van Bram. Hij zag daar in tweede instantie toch weer van af en maakte de voorstelling ‘Als je me nu nog niet kent’. In die voorstelling zong Freek ook een lied over soldaten in de Eerste Wereldoorlog waar wij in het auditorium nu een video van kregen te zien. Bram was op latere leeftijd overtuigd van het feit dat hij de reincarnatie was van een Waalse officier in WO I en dit lied van Freek was in dat opzicht een Bram-hommage. Freek liet ook een video zien van een gesprek met hem en Matthijs van Nieuwkerk in DWDD dat handelde over de geplande Bram-gerelateerde voorstellingen. Van Nieuwkerk ging dat gesprek met een gestrekt been in. Freek was “genadeloos” wat betreft het beëindigen van de samenwerking met Bram. Hij was de kwade genius en Freek kreeg vrij weinig tot geen ruimte om er nog enige nuance in aan te brengen. Omdat Freek dit gesprek op video van minuut voor minuut liet zien en daar steeds een analyse op los liet, werd het vrij komisch. “Dit had ik beter niet kunnen zeggen” en “dit was misschien ook niet zo handig”. Freek fileerde dit gesprek met een fijn fileermesje en spaarde daarbij zichzelf niet. Het laat wel zien hoe een beeldvorming die al bestaat nog eens versterkt wordt door een interviewtje van 10 minuten. Tot zover de werking van de media.

In het college vertelde Freek over de toenemende roem van hun tweeën, over de veranderende omstandigheden waaronder hun levens verliepen, met verlovingen, verliefdheden, vriendinnen, kinderen op komst en de veranderingen in hun beider rol op het toneel. Was het eerst de freewheelende Freek met Bram als muzikaal begeleider, later veranderde dat. In de laatste shows kwam Freek niet meer in de flow, vertelde hij. Het liep niet meer lekker, de sfeer veranderde. Hij wilde er uit.

Hoe vertel je over iemand die al twaalf jaar niet meer onder ons is? Freek vond een vorm, namelijk een transcript van een interview dat journalist Pieter Webeling had met Bram Vermeulen, gepubliceerd in het blad Rails, oktober 1997. Hij las citaten voor uit het interview en formuleerde daar nu zijn eigen antwoorden op. “Het gesprek dat nooit gevoerd is” noemde hij het. Een bijzonder gesprek, waar onder andere uit naar voren kwam hoezeer Bram, als oud topsporter en volleyballer altijd een teamspeler was, en Freek in weerwil van zijn jarenlange samenwerking dat helemaal niet was. Eerder een egocentrische einzelgänger die het op den duur graag alleen wilde gaan doen. Een ander thema was het begrip underdog. Bram zei ergens in hun Neerlands Hoop tijd tegen Freek “je kunt niet altijd de underdog blijven”. Daarmee bedoelend dat Freek los moest komen van dat klungelige en onhandige dat hij altijd uitstraalde. Na de breuk zou die rol omgedraaid worden. In het begin was Bram degene die gedumpt was en kwam daar later pas van los, in de ontwikkeling van zijn eigen carrière.

Ook kwam in het college aan de orde hoe het moment suprème van de breuk door beide mannen werd herinnerd. Bram vertelde op videobeeld dat -op de dag dat Freek dat aan hem kwam vertellen- hij net een poppenkastvoorstelling aan het geven was voor de 14 kinderen op het kinderpartijtje van zijn jarige dochter. Hij zat letterlijk in de poppenkast. Freek kon zich dat moment niet herinneren. Wel dat het dochtertje jarig was, maar de poppenkast is waarschijnlijk een beeld dat Bram in een interview opriep, en of dit waar is? Niet helemaal duidelijk. Het was in ieder geval een slechte timing. Maar Freek had zijn besluit genomen, zag enorm tegen het vertellen van de mededeling op,en op een gegeven moment moest het er uit, verjaardagspartijtje of niet. Een dag eerder of later had weinig uitgemaakt, maar het zegt wel iets over het móeten vertellen, zonder veel aandacht voor wat er op dat moment in huiselijke kring speelde. Hun werkrelatie was intens geweest, de breuk was dat ook. Op 4 september 2004 overleed Bram heel onverwacht en Freek de Jonge stond op het moment van bekend worden in het Compagnietheater Amsterdam, twee uur later zou hij zijn eerste voorstelling voor serie De Vergrijzing geven. Een kort moment heeft hij overwogen om alles om te gooien en en l’improviste herinneringen aan Bram op te halen. Hij durfde het toch niet aan en dat heeft hij zichzelf nog lang verweten. In zekere zin heeft hij zich hiermee gerevancheerd, met een betere voorbereiding en door het vinden van een dialoogvorm.

Dit college was een les cabaretgeschiedenis en een afsluiting van een periode die zich veertig jaar geleden afspeelde, en hoe bijzonder is het dat Freek de Jonge hier, in 2016 met zijn analytische geest zijn gedachten over de gebeurtenissen kon ontvouwen en daarbij niet bang was om ook de hand in eigen boezem te steken.

Het college kreeg in het tweede deel door de gast Rob Hartmans (auteur van het boek ‘Freek, de cultuurkritiek van een komiek’) ook een historische duiding, doordat Hartmans een exposé hield over de revolte van de jeugd in de jaren 60 en 70. De gast van elk college wordt door Freek bevraagd en soms kan het wel eens gebeuren dat een betoog alle kanten op vliegt zoals bij Constant Meijers in het college van 8 maart (thema Bram, over het begin van NH). Maar Hartmans zette het onderwerp in een breder verband, door ook internationale voorbeelden van revolte aan te halen. En zo wordt ieder college in de tijd geplaatst en wordt het gevaar van nostalgie - dat toch op de loer ligt - omzeild. Na nog enkele vragen van het publiek stroomde iedereen na twee uur de zaal uit. Waar ik Freek tegen een bekende hoorde zeggen “ik ben wel blij dat dit eruit is”. Daar kan ik me iets bij voorstellen. En het goede nieuws is dat al deze colleges op beeld zijn opgenomen. Het materiaal is er , maar het is nog niet bekend of en wanneer het wordt uitgebracht.

Freek de Jonge gaat nu verder met de periode 1980-1999 en daarna 2000-2016. Nog 8 hele verschillende colleges waar kaarten voor te koop waren via http://www.freekdeleek.nl

zondag 23 november 2014

Documentaire Verlies niet de moed / Don't lose heart

Gezien in bioscoop Tuschinski (Amsterdam), zaterdagmiddag 22 november 2014

In een afgeladen Tuschinski was afgelopen zaterdagmiddag op het IDFA de wereldpremiere van Verlies niet de moed/Don't lose heart, een documentaire gemaakt door Hella de Jonge. Een nieuwe stap in het proces dat was ingezet door het schrijven van Los van de wereld en daarna Spring waarin Hella de relatie met haar vader en andere familieleden onderzoekt en analyseert.

Ik vond de documentaire (met muziek van Robert Jan Stips) ontroerend en indrukwekkend. Tijdens het schrijven van de boeken dook er een doos met papieren op van Hella's oudtante Ro. Toen werd het spitwerk intenser en in de documentaire gaat Hella de moedige confrontatie aan met haar vader Eli Asser. Op zijn beurt geeft hij antwoord op vragen die al heel lang speelden, het was materie waar hij nooit over sprak. Nu, op 91 jarige leeftijd wel, en daar kan ik als toeschouwer alleen maar diep voor buigen.
Tegelijkertijd krijgen verdwenen familieleden van Hella's ouders een gezicht, in de vorm van een foto of een brief. De familiegeschiedenis wordt duidelijker en krijgt meer context door verschillende oorlogsgebeurtenissen die in Amsterdam plaatsvonden. De generaties worden zichtbaar, tot aan kleindochter Maggie. Dezelfde kleindochter die deze première niet meer mee heeft kunnen maken. Dit wrange feit zorgde aan het eind van de film voor emoties bij de familie. Hella kwam na de documentaire het podium op en deelde haar emoties met de zaal. Door Maggie kreeg en hield Hella de drive om deze documentaire te maken vertelde ze. Hanneke Groenteman trad op als moderator en stelde een aantal vragen over het maakproces. Daarna werd Roos de Jonge naar het podium gehaald en als laatste Eli Asser zelf. Heel speciaal om de generaties verenigd te zien.
Ik vond het een bijzondere film. Van de strijd die vader en moeder Asser in, maar vooral ná de oorlog leverden tot aan de vrolijkheid en de levenslust van een schitterend achtjarig Amsterdams meisje. Zo'n verhaal vertellen vereist moed en geeft inspiratie. En het doet me herinneren aan het gedicht dat Hella's man Freek lang geleden voor haar schreef en waarvan de laatste regels als volgt luiden: "Omdat jij jouw heilig vuur/ Niet verstikken laat in rook/Omdat jij weet wat liefde is/Daarom weet ik het ook"

Nu te zien op het IDFA festival en de documentaire zal op 4 mei 2015 door de VPRO op televisie worden uitgezonden.


dinsdag 15 april 2014

Blaudzun – Paradiso (Amsterdam) 05/04/2014

Bij de aanvang is er geen sprake van een rustige opbouw van het concert, ik ben overdonderd door het volumineuze, energieke en harde begin van het eerste nummer. De zaal en balkons zijn bom- en bomvol, helemaal uitverkocht, wat wel sfeerverhogend werkt. Wat een grote band, iets van 8 bandleden die meteen door Blaudzun -oftewel Johannes Sigmond- worden voorgesteld. Daarna dendert het weer door. De ruime samenstelling van de band zorgt er voor dat er veel variatie is in instrumenten. Veel leden spelen ook meerdere instrumenten zoals viool, accordeon, een grote trommel, toetsen, een blazerssectie die zich ook weer opsplitst in andere combinaties, het werkt goed.

Het werk van de nieuwste, inmiddels vierde cd Promises of No Man’s Land is vrij duister. Daar wordt veel van gespeeld. De repeterende drums, de zware baslijnen, vaak soundscape-achtige sferische melodielijnen, het is niet niks wat er over ons wordt uitgestort. Daar gaat dan die klaaglijke en tegelijk krachtige, niet van drama gespeende stem van Blaudzun overheen. Ik houd van die stem, omdat hij nooit verveelt. Het is een instrument dat naar waarde wordt ingezet. De zanglijnen zijn overigens bescheiden van volume, regelmatig is de band harder dan de zang. Die zangmicrofoon had van mij veel harder mogen staan, want nu zijn de teksten, zo belangrijk, moeilijk te verstaan.

Hoewel de muziek dus vrij zwaar en bombastisch van aard is, kreeg dat een prettige tegenhanger door Blaudzun’s omgang met het publiek. Hij heeft een soort makkelijke zelfverzekerdheid en een licht ironische manier van contact maken met dichtbij staand publiek. Regelmatig ontstaan lachsalvo’s door wat hij vertelt en dat maakt dat de avond niet ontaard in een navelstaarderig in zichzelf gekeerd gebeuren. Het publiek is vanaf de 1e minuut verbonden met de band.

Blaudzun kreeg door zijn, noem het maar autoriteit, in de akoestische nummers met een paar woorden iedereen, helemaal stil. Als een dompteur die de leeuwen temt. Dit is Amsterdam, waar iedereen door de rustige nummers heen praat, of naar de wc gaat toch? Bij Blaudzun gebeurt dat dus gewoon niet. Het is echt heel bijzonder om 1200 mensen te zien stilvallen om naar een klein liedje te luisteren. Af en toe mogen we zelfs meezingen, zoals bij Any Cold Wind. De composities zijn doordacht en staan ook bij een minimale begeleiding als een huis. Het is een goede songschrijver. Dat is wel een gedachte die na afloop bij me opkomt. Heeft Blaudzun al dat volume, die volgepropte en uitgebreide wall of sound wel nodig? Ik zou het ook wel eens iets kaler en eenvoudiger willen horen. We wachten het af. Want Blaudzun doet wat hij wil en concessies worden niet gedaan.

donderdag 31 oktober 2013

De Kift festival – Paradiso (Amsterdam) 26/10/2013

“De Kift is geboren in fanfare, gedoopt in punk en groot geworden in liefde voor muziek en poëzie” schreef journalist Bert Wagendorp ooit. De Kift bestaat dit jaar 25 jaar, stamt uit de Zaanstreek en is een energieke, theatrale fanfare-punkband die graag bijzondere projecten en samenwerkingen aangaat. Zo maakten ze een opera (Vier voor Vier), een muziektheatervoorstelling (Kees de Jongen met Frank Groothof), filmmuziek (o.a. Het Zwijgen) en werkten ze samen met o.a. Franz Ferdinand, Calexico, theatergroep Tryater en Tania Kross. Ook toeren ze geregeld in Frankrijk. Het is een unieke band. Ze brengen hun cd’s in eigen beheer uit, de moeder van twee van de bandleden doet de merchandise, onder de bandleden bevindt zich een drummer die tevens de grafisch ontwerper is voor de cd-hoesjes, een zanger die ook de boekingen en veel organisatiewerk doet, twee blazers die zich bezig houden met arrangementen, ze hebben zelfs een eigen plakploeg die -als de tijd daar is- in een paar dagen de partij bijzondere cd-ontwerpen voor de verkoop in elkaar knutselen en plakken. Daaronder zitten ontwerpen zoals een schilderijtje, een sigarenkist, een kookboek en een schoolschrift. Een cd van De Kift is altijd een bijzonder object.

Vandaag gaat het echter om de live kwaliteiten van De Kift en die hebben ze als geen ander. Als om half vijf de deuren van Paradiso opengaan worden de eerste mensen die binnenkomen in de hal verwelkomd door de band zelf, samen met de Havenharmonie. Wat een prachtig warm geluid zo met zijn allen. De eerste groep bezoekers stroomt de zaal in en wordt daar alweer verrast met een klein optreden van de Hiltons op het zijpodium. Dit groepje is een afsplitsing van De Kift en ze zijn “erg trots dat ze in het voorprogramma mogen staan van De Kift”.
Voor dit 25-jarig jubileumfestival zijn veel verwante en bevriende bands uitgenodigd. Bijvoorbeeld de Ambrass Band, die een mengeling spelen tussen Balkan, Klezmer en fanfare muziek. Stuurbaard Bakkebaard, André Manuel, Maison du Malheur, De Ideale Schoonzonen, Rats on Rafts en de Franse band Monofocus zijn naast De Kift de acts van deze middag en avond. Ze spelen afwisselend op een klein zijpodium, of op het hoofdpodium. Een slimme manier om de optredens vloeiend te laten doorlopen, zonder al te lange pauzes.
André Manuel speelt alleen op het grote podium, met zijn gitaar en harmonium. Ik heb hem een tijd geleden van vrij nabij gevolgd, dus zijn nummers kende ik wel. Hij heeft erg mooie poëtische songs, altijd in het Nederlands of in het Twents. Als hij zijn nummer Kraaien speelt, sta ik opeens mijn tranen in te houden. Zo’n tijd niet gehoord, maar die tekst en het lied is zo aangrijpend, het ontroert me. Manuel staat misschien meer bekend om zijn harde en kritische cabaretprogramma’s maar dit is een kant van hem die echt de moeite waard is om te leren kennen. Na een klein uurtje begint daarna Stuurbaard Bakkebaard maar ik ga even naar de kelder om iets te eten te halen. Dat duurt veel langer dan verwacht en ik krijg terug in de zaal nog net het laatste stukje mee van Maison du Malheur. Ik vind dat jammer, want ze spelen goed. De Ideale Schoonzonen, gekleed in pak met stropdas, maken van de ietwat Nederlandse 50er jarenliedjes zoals die van Teddy Scholten en Ronny Tober stoere rocknummers. Ik word er na verloop van tijd wel wat melig van. Door naar Rats on Rafts! Die band doet denken aan de new wave van de jaren 80. Helaas is de zang vrijwel niet te verstaan. Het is een jonge band die met De Kift gemeen hebben dat ze met volle overgave en veel energie hun nummers brengen. En ze zijn allebei 25 jaar oud, de leeftijd van De Kift als band en van Rats on Rafts als bandleden.
Na een intermezzo van de Havenharmonie begint De Kift zelf. Eén bandlid wordt node gemist: Jan Heijne, de 80 jarige vader van leadzanger Ferry en zanger Marco. Jan speelde tot voor kort als trompettist in De Kift maar is onlangs getroffen door een herseninfarct. Het is tekenend voor de band dat ze het eerste nummer opdragen aan vader Jan. Ook vragen ze aan het publiek of iedereen even wil zwaaien naar de camera, voor de foto die ze maken om aan hem te laten zien. Daarna gaat het los en geven ze met hun aanstekelijke energie en vrolijkheid een uur lang een feestje weg. Als toetje speelt Monofocus uit Lyon, een band met een heel eigen geluid dat zowat tegen de dance en de trance aanschurkt. Er zitten veel samples in verwerkt, maar de muzikanten bespelen wel hun instrumenten, toetsen, bas, gitaar en tuba. De blaasinstrumenten blijven een constante factor deze avond. Na nog enkele nummers samen op het podium komt er een einde aan een gedenkwaardig jubileumfeest. De afterparty in de bovenzaal laat Rockportaal voor wat het is, wegens vermoeidheid en de vele opgedane indrukken.

dinsdag 15 oktober 2013

Interview Colin Blunstone - 4 October 2013 in P60 (Amstelveen)



Colin Blunstone has played 4 concerts in the Netherlands with his solo band, early October. In P60 in Amstelveen I had the opportunity to interview him.


The whole interview is published in Dutch on http://www.rockportaal.nl

The interview is on youtube via https://www.youtube.com/watch?v=hqoUN4SWCGE



You just got back from a successful tour in the United States, with the band The Zombies. The third in this year. How was it received?
 
Very very well. The Zombies have existed from 1964 to 1967 and now, many years later people are still interested in our music. This year we did three American tours, the last of Seattle down to Los Angeles, and then also through the States. With all three tours we have been covering the entire country. We always have to do a lot of travelling, and a lot of driving.

But you'll find it nice though, touring in the States?
 
I like to tour the States but I actually like to tour anywhere, whether it's with The Zombies or with my solo band that I play here tonight. We are musicians and we love to play, that's what we love to do. But sometimes it is tiring.
 
You've been a very long time friends with The Zombies co-founder Rod Argent, for over 52 years. How do you succeed to maintain a friendship for so long as you also have a working relationship?
 
We just keep that separated. We've been friends for a long time but if we work then we are professional. We always know what we think of eachother. And you have to be professional, you're on time, you set up everything, you do the soundcheck, you know your lines. What is different today is that we really need our rest. If the concert is over I'm going to the hotel and to bed as quickly as possible. When I was young, the evening began only then. But people tend to forget that we must be there the next day.
 
Do you not miss the wild nights?
Not really now.
 
I have a question about how to stay focused on the stage. If you play with The Zombies, Rod Argent often tells a story about the history of a song. These are stories that you must have heard quite often. How then do you manage to keep your thoughts from wandering ?
 
Your thoughts sometimes wander anyway, not only when I play with Rod Argent, but in general. I have a trick to get my thoughts back and therefore I often use the illuminated "Exit" sign in the hall. I look at that as a focal point. Sometimes it's hard to stay focused, not only by people talking, but also because I have long sing certain songs, 40 or 50 years. Most Zombies songs are indeed great to sing, but some are quite demanding. I can not sing when I'm only half concentrated, you have to stay focused. And for a man's voice is quite high in terms of range, to sing. That's why I always do a vocal warm-up, for half an hour. Once for the soundcheck and once for the concert. In total I have therefore already sung an hour before the concert begins.
 
Your voice is indeed very important, it is your main tool. But it is also a fragile instrument. Have you ever thought, I better played guitar or piano, then I'm not so dependent?
 
No, just the opposite. I wish people who have colds would be more careful and not get too close to me. I've had a bad cold three times, one at the end of 2012 and two in early 2013. And I know exactly when they started and by whom I have suffered them. The doctor would say that I can not say for sure, but I really know for sure. In November last year, I had severe throat infection. I even had to cancel a tour in the Netherlands. That's happened to me in 50 years only once before. You can not do anything, you can not talk for 6 weeks, you just have to sit it out. The repertoire that I sing is a challenge when you are healthy, let alone when you are sick. And it should also look as though it is very easy to sing.
 
The Zombies in September this year in the U.S. released a video clip of the song Any Other Way, released on the CD Breathe Out, Breathe In. The clip was recorded on City Island and the Cutting Room in Manhattan. It is the first time that The Zombies a video release, how did that come about?
 
Our agents in the U.S.. TCI (Talent Consultants International) has arranged for us. Rod Argent and I would perhaps never have started such a plan, but the clip is now finished. Concerning their efforts I am very glad they did that, because it is a huge undertaking. Not only because of the money, but also because of the organization. There are a lot of people involved, they worked with a big team. And the result was very succesfull.

Do you have plans for a second clip?
 
Not for the time being, but we are working on a new album with The Zombies. We have already recorded a track and we are working on a second. Making an album is much work, I think it's going to be released early 2015.Wat we have to consider is that with The Zombies we are a lot on tour in 2014 and then we can not record. Also, the album has to be ready around October 2014, as the magazines like Q and other magazines and media need several months processing time. They have three months in advance to have the CD before writing a review, and the magazine can be printed.

Colin Blunstone in De Boerderij Zoetermeer, photo Toyah Boer

 
The Zombies have existed until 1967, and started again in 2000. This has given you the opportunity to start a solo career. Suppose the Zombies would not have split up, but have gone on in the 60s would you have just had a solo career? Isn’t it somewhere a “blessing in disquise” for your solo work that The Zombies stopped?
 
Yes, I probably would have had no solo career. However, it is now gone in this direction. In the present time I have two projects next to eachother,  The Zombies and the solo band. It is sometimes hard to combine. We try to keep both bands separated. Both bands play totally different songs and have other musicians. Only guitarist Tom Toomey is in both the two bands.
 
In the U.S. you have done so-called 'Storytellers' shows, ie only Rod Argent and yourself play and you tell many anecdotes about your careers. In the Netherlands we are quite jealous of that, there is a chance that you are going to do that in Europe?
 
It's a matter of being asked. If venues want to book us then we will of course look at it seriously. We have done one in New York, and the Moody Blues cruise. Next year we will even play two times on the Moody Blues cruise. It is something that Rod and I do not rehearse, otherwise it will be too artificial. In my solo shows I tell a story sometimes several times, but prefer not to do that too often. I do notice that people like it and laugh about the stories.

If you write songs, how do you start? You compose on the guitar?
 
Yeah, I just start to play and sometimes there will be an idea. There are also songwriters who start at 9:00 and continue until 17:00. That is admirable, but that is not how it works with me. There is just something, like a line, where I go further along. Usually it takes a long time before the whole song is finished, weeks and sometimes months. It is rare that a song is finished very quickly. That did happen with the song I Want Some More, I had that one written very quickly. If I start with the chords, the music or the text that can be both.
 
How do you get to a topic, it is something that happens in life, something you've read, for example?
 
I usually get a topic because something happened in my life. I must say that I have a lot of issues to grab back to in the past. I do not do as much as I used to be.
 
Wherever I am curious about is how you record the songs. If you go to the studio, the songs are already finished, or are you still working on songs?
 
No, with The Zombies, the songs are already finished. We work from the demo. We do try to have all bandmembers play live. It's not that we only record the different tracks separately. Live recording makes it livelier. The only exception is the vocals. What I do is that I sing live but my vocal track is recorded again later. We usually 5 or 6 takes to get it  right. That's not very much. With my solo band is the same way. On my last album On The Air Tonight I actually sing only live and these versions were put on CD. Sometimes it is technically a challenge not to let dominate one instument, for instance drums should not dominate the vocals.

You have a bond with the Netherlands as a musician who has long goes back, at least until the early 70's. How do you experience playing in Netherlands?
 
Yeah, I thought of that yesterday. As a solo artist I have come here from the early 70's, but with The Zombies, we have also played here in the 60s, for example at the Paradiso in Amsterdam and throughout the country. I love the Netherlands, and I find the people friendly and the venues are also nice. The audience is very enthusiastic and that is very pleasing for us as a band. I find the food tasty too. What sometimes happens is that the venue where we eat, serves our dinner, very shortly before we have to play. For me as a singer that is very difficult, because I can not eat much short in advance.
 
Are there any noticeable differences between British and Dutch people?
 
I think they are very similar. Perhaps they are still even more polite than the English. As the British used to be. For example in the early days, in a shop, "Exsuse me, if it's not too much trouble, would you care to..." Now if that would be in England nowadays, the person would have long gone. In the present time, the British became more direct. The Scandinavians are also much like the Dutch and the English. Something else that I really like is the Dutch architecture. Here I do notice a difference and I found out what it is. The windows in Dutch buildings are much larger. That makes them more attractive on the outside and inside the buildings have a lot more light. I'm not sure why that is. Probably it has something to do with building regulations. But I love the architecture, whether it is modern or old. Even the smallest houses have a garden and people maintain that well. That reminds me of the England of the past. Now that's different.
When we tour in the Netherlands, we always stay in Haarlem and from there we go to the venues.  In America or Britain we can’t do that, but in the Netherlands we can. Haarlem is a great city for walking. There are also beautiful museums like the Frans Hals Museum.
 
Do you love art?
 
Yes, I really love art. I would have liked to do something with it. When I was young I wanted to go to art school. I had already done the required exams. But my father said, "All they do there is drink beer and chase the girls." And I thought that’s a wonderful idea! But he did not think of it as a good idea and then I just got a job. Through an employment agency I got an office job. But we also played with The Zombies and at the end of the year we won with The Zombies a major talentshow and we got a record deal with Decca. That was the end of my office career.  But when The Zombies broke up I did the same. I work in an office again. It has helped me to get over a difficult period because I was very disappointed and sad about the break-up of The Zombies. Working in a busy office does help to move your thoughts. I've also done that about a year until I went on recording (solo)records again.  

Colin Blunstone Zoetermeer 2012 - photo Toyah Boer


In the present time, it has become common to connect with people through social media like facebook, what do you think in general about social media?
 
If you're in the music business I think it is necessary. That's why I do it. If I wasn’t in that business I would not be on social media. I think it's something for the younger generation. I am not as proficient on the computer, and I can just manage facebook. However, it is nice to get in touch with old friends again and make new friends. And I can tell what I'm doing musically, with The Zombies and solo. But it is very time consuming. I also maintain my own account, that is a personal account and a fan page. And I am active on another fan page which is invitation-only. And I have my own website www.colinblunstone.co.uk Both Rod Argent and myself, we find it important to be on top of the business aspects Also at the two different record companies, on my solo band I have my own record label (Ennismore Records, ed.) we ensure that we know exactly what's going on.

Well, you have to go to the soundcheck, I want to thank you so much for this interview!
 
And thank you, I really liked it and I also particularly liked your questions, yet again unlike in many interviews.

For more info check www.colinblunstone.co.uk

Thanks to Toyah Boer for her moral and technical support concerning recording this interview

Edit 16 October: The news came that The Zombies are nominated to be inducted in the Rock and Roll Hall of Fame, which is of course wonderful news. Please cast your vote via this link (scroll down towards the end of the page):  http://rockhall.com/get-involved/interact/poll

dinsdag 8 oktober 2013

Colin Blunstone en band – P60 (Amstelveen) 04/10/2013

Scroll down for English

Alan Parsons Project had een grote hit in Nederland in 1982 getiteld Old and Wise en die hit werd gezongen door Colin Blunstone. De stem van Blunstone is daarin heel kenmerkend.  Op vele manieren is die stem beschreven, van soepele stem met een groot bereik, tot engelachtig, zijdeachtig, zalvend en zelfs geruststellend. De Britten gebruiken vaak de term ‘breathy’.  Zijn geluid is in ieder geval uniek te noemen, engelachtig en tegelijkertijd krachtig. Blunstone heeft  één van de mooiste stemmen uit de popmuziek en zingt altijd loepzuiver en trefzeker. 


Tom Toomey - foto Toyah Boer
In de jaren zestig is hij mede-oprichter van de band The Zombies, samen met Rod Argent. Met hits als She’s not There, Tell her No en Time of the Season weten The Zombies menig  hart te veroveren. Nadat ze de cd Odessey & Oracle uitbrengen, gaat de band uit elkaar in 1968. Blunstone heeft de gelegenheid zijn solocarrière te starten. Begin jaren ’70 maakt hij de elpees One Year (1971), Ennismore (1972) en Journey (1974), die de hits Say you don’t mind, Caroline Goodbye, I don’t believe in Miracles en Wonderful  opleveren. In de jaren tachtig ligt vooral de focus op samenwerkingsverbanden met diverse artiesten onder wie Mike Batt, Dave Stewart en The Alan Parsons Project. Blunstone maakt ondertussen nog steeds solo-albums en brengt in 2012 On The Air Tonight uit. In dit concert kan hij dus putten uit een hele grote voorraad songs uit zijn solocarriere.

Colin Blunstone - foto Toyah Boer
De knallende opener is Turn your hart around van de band Keats. Een band die een kort leven was beschoren, een nevenproject van Alan Parsons en consorten. Blunstones repertoire is gevarieerd, van pop tot rock, ballads, soulachtige nummers tot jazzy tunes. Hij schrijft veel zelf, maar één van de beste nummers van de avond is Wild Places geschreven door Duncan Browne. Het is ook in Nederland een grote hit geweest.  Het past goed bij de band en bij de stem van Colin Blunstone. Een andere cover en een favoriet van mij is Tracks of my tears, oorspronkelijk van Smokey Robinson and The Miracles. Toch zijn het niet allemaal oudere songs die aan bod komen, ook recenter werk als Any other way, het Latinachtige Dancing in the starlight en So much more van zijn laatste en één na laatste album komt langs. Blunstone zingt niet alleen, hij vertelt ook verhalen uit zijn lange muzikale carriere en doet dat heel humoristisch met veel zelfrelativering. Het publiek, gedeeltelijk Engels en Nederlands heeft weinig moeite om hem te verstaan en zijn belevenissen leiden tot veel hilariteit.  Zijn band is erg goed maar stelt zich heel bescheiden op. De leadgitarist Tom Toomey wil nog wel eens iets meer show-werk vertonen en dat is ook volkomen terecht. Old and Wise dat in de oorspronkelijke versie eindigt met een iconische saxofoonsolo door Mel "One take" Collins, wordt nu naar een hoger plan getild door een schitterende gitaarsolo van Toomey. Ik houd van gitaarsolo’s, ik heb er al heel veel gehoord maar Toomey weet echt nog iets fris en origineels te leggen in een al vaak gespeelde en gehoorde solo. Hij is een wereldgitarist die altijd veel geeft. En dat terwijl Blunstone en Toomey net terug zijn uit de Verenigde Staten waar ze samen met de andere Zombies hun derde Amerikaanse toernee van dit jaar met succes hebben afgesloten. Weinig Zombies tracks deze avond, maar wel de twee bekendste, Time of the season en She’s not there. De toegift is I want some more. Uit de vroege jaren 70 maar hemel, wat klinkt dit lekker en  tijdloos. Misschien is dat wel de grootste verdienste van Colin Blunstone, een greep doen uit een repertoire van meer dan 50 jaar en het laten klinken alsof het gisteren is geschreven. En dat met die ongelooflijk prachtige ontroerende stem van hem.
 ----------------------------------------------------------------------------------------

Alan Parsons Project had a big hit in the Netherlands in 1982 titled Old and Wise and sung by Colin Blunstone. Blunstone's voice is very distinctive. That voice has been described in many ways: supple voice with great range, to angelic, silky, unctuous and even reassuring. The British often use the term ' breathy '. His sound is called angelic yet powerful. Anyway he has a unique sound. Blunstone has got one of the most beautiful voices in pop music and always sings flawless and accurate.

In the early sixties, he is co-founder of the band The Zombies, along with Rod Argent. With hits like She's Not There, Tell Her No and Time of the Season The Zombies know how to conquer many hearts After they release the album Odessey & Oracle, the band split up in 1968. Blunstone has the opportunity to start his solo career. In the early 70s he made the LPs One Year (1971 ), Ennismore (1972 ) and Journey (1974 ), which hits like Say you do not mind, Caroline Goodbye, I don't believe in Miracles and Wonderful. In the eighties the focus lies on collaborations with various artists including Mike Batt, Dave Stewart and The Alan Parsons Project. Meanwhile Blunstone is still recording solo albums and by 2012 he releases On The Air Tonight. So in this concert he can draw from a huge stock of songs from his solo career .

 The opener is the uplifting Turn your heart around from the band Keats. A band that had a short-lived existence, a side project of Alan Parsons and his associates. Blunstones repertoire is varied, from pop to rock, ballads, soulful songs to jazzy tunes. He writes a lot of it himself, but one of the best songs of the evening is Wild Places written by Duncan Browne. It has also been a big hit in the Netherlands . It fits in well with the band and the voice of Colin Blunstone. Another cover and a favorite of mine tracks of my tears, originally by Smokey Robinson and The Miracles. Yet not only the older songs are covered , but also recent work like Any other way, the Latin-like Dancing in the starlight and So much more of his last and penultimate album comes along. 

Blunstone not only sings, he tells stories from his long musical career and does so quite humorous with many things into perspective. The audience, partly English and Dutch has little effort to understand him and his experiences lead to much hilarity. His band is very good while taking on very modest. The lead guitarist Tom Toomey would sometimes put on a little more show and that is absolutely too right. Old and Wise in the original version ends with an iconic saxophone solo by Mel "One take" Collins , is now brought to a higher level by a brilliant guitar solo of Toomey . I love guitar solos , I've already heard a lot of solos but Toomey really puts something fresh and original in an often heard and played solo. He is a world guitarist who always gives much. And that even while Blunstone and Toomey have just returned from the United States where they and the other Zombies have succesfully done their third U.S. tour this year. This evening a few Zombies tracks are played , but the two most famous , Time of the season and She's not there . The encore is 'I want some more'. From the early 70's but goodness, this sounds delicious and timeless. Perhaps that is the greatest merit of Colin Blunstone , while choosing from a repertoire of more than 50 years and making it sound like it was written yesterday. And performed with that incredibly beautiful and touching voice.

zondag 6 oktober 2013

Peter Gabriel – Ziggo Dome (Amsterdam) 30/09/2013

Foto: Bert Ververs


In de vroege jaren 90 zag ik Peter Gabriel in Ahoy Rotterdam. Hij opende met het nummer  Come talk to me.  Op het toneel stond een Engelse telefooncel, en in die cel, gekleed in een wit pak zong Gabriel “talk to me” in de hoorn van een telefoon. Zo’n sterk beeld, ik zal dat nooit meer vergeten.  De man die het aan zijn stand verplicht is om enig visueel spektakel te brengen begint dit concert nu zonder plichtplegingen. Hij loopt, met het zaallicht aan, het toneel op om eerst het voorprogramma aan te kondigen en als dat is afgelopen vertelt hij in koeterwaals Nederlands hoe de avond in elkaar zal steken. Het voorprogramma bestaat uit twee Zweedse dames Jennie Abrahamson & Linnea Olsson, zangeressen en Olsson speelt cello. Later blijkt dat zij ook de achtergrondzangeressen van de band zijn. Een beetje folkachtig, met een klassiek tintje. Ze zingen goed, maar zoals zoveel voorprogramma’s gaat ook dit, niet de geschiedenisboeken in.

Na de pauze loopt Gabriel op en begint met een blaadje voor zich op de piano te vertellen in het Nederlands. De avond bestaat uit drie delen, een akoestisch deel, een electronic part en als laatste zegt hij letterlijk “een toetje”. Dat toetje blijkt het gehele album ‘So’ te zijn dat 25 jaar geleden uitkwam met enkele van zijn meest succesvolle hits.
In het akoestische deel begint Gabriel solo en langzaam komen de bandleden op. Het is de band die ook in 1986/87 meespeelt. Oude maat Tony Levin basgitaar,  David Rhodes gitaar, Manu Katché drums en David Sanchez op toetsen. In het akoestische deel spelen ze o.a. Family Snapshot.  Als je goed naar de tekst luistert is het een song die zich ontrolt als een filmpje. Dit nummer is zo ontzettend mooi en gruwelijk tegelijk. Gabriel is een heel goede songschrijver, maar heeft de laatste jaren geen studioalbums meer gemaakt. Wel speelt hij nu twee nieuwe nummers, O BUT en Why don’t you show yourself. Na het akoestische deel gaat het organisch over in ‘electric’. Klassiekers zoals Digging in the dirt, Games without frontiers en Solsbury Hill kunnen op veel bijval rekenen in het publiek. Op het toneel staan ook vijf grote kraanachtige gevaartes, die afwisselend worden gebruikt als lichtspots, en als camera’s. Denk War of the Worlds, met de spinachtige robots. Bandleden worden van dichtbij gefilmd en met de beelden wordt op de grote schermen gespeeld. Figuren veranderen opeens in symmetrische patronen, of er ontstaat een mozaïek van gezichten, laat het maar aan Gabriel over om een origineel toneelbeeld te creëren. Het enige nadeel was dat de camera’s in de weg stonden en het zicht op de schermen ontnamen, en dat de muzikanten soms nogal wegvielen door alle grote apparaten.
Het concert heeft wel een paar ontroerende hoogtepunten, het al genoemde Family Snapshot, Don’t give up (met oorspronkelijk Kate Bush) en Mercy Street, waar Gabriel liggend op de grond zingt en wordt gefilmd. Eigenzinnig is zijn middle name. Ik vind het bijzonder dat hij zich niets gelegen laat liggen aan de geldende concertconventies en gewoon gaat liggen zingen als hij daar zin in heeft. De inmiddels 63-jarige Gabriel is trouwens nog steeds erg goed bij stem. Ook de hoge noten haalt hij met een –weliswaar voorzichtige- kopstem nog altijd. De climax van het concert zit in de toegiften.  Eerst The tower that ate people,  waar de grote schijf die boven het toneel hangt naar beneden komt, en weer omhoog stijgend een witte toren vormt met de zanger in het middelpunt. Muzikaal en visueel overrompelend. Echt als allerlaatste volgt het bekende strijdlied Biko. Gabriel is behalve popmuzikant ook altijd maatschappelijk betrokken geweest. Mede daardoor is hij zo geliefd en zal hij altijd een groot publiek voor zich blijven innemen.